Dit gedicht gaat over zelfacceptatie en het gevoel van erbij horen. De spreker beschrijft momenten waarop ze zich anders of uniek voelt vanwege verschillende aspecten van haar identiteit, zoals huidskleur, geslacht, lichaamsvorm en persoonlijkheid. Ze uit haar emoties en twijfels, maar verlangt naar geruststelling en bevestiging. Uiteindelijk vindt ze troost in het idee dat ze gewoon mens is, net als iedereen, en dat ze precies goed is zoals ze is.