Dit fragment beschrijft een aantal gevaarlijke dieren, zoals de anaconda, de haai, het Portugese oorlogsschip en het stokstaartje, en legt uit waarom je deze dieren beter niet kunt tegenkomen.

Voor het zien van wilde dieren hoef je helemaal niet ver te reizen. Ook dicht bij huis scharrelen veel prachtige dieren rond. Sommige ken je wel, zoals de haas. In dit fragment komen we allerlei zaken te weten over de haas. Zo krijgen we antwoorden op vragen als waarom is het handig dat een jong haasje nergens naar ruikt? Hoe komt het dat de haas niet met uitsterven wordt bedreigd? Maar we komen er ook achter wat de haas de hele dag doet en wat de ideale leefomstandigheden zijn voor een haas.

In de tekst wordt een beschrijving gegeven van de dingen die we niet zien als we door een bos lopen. Er ligt een hele wereld vol bomen- en plantentaal onder de grond. Er wordt uitgelegd hoe het netwerk van wortels en planten met elkaar verbonden zijn via schimmeldraden. Via de schimmels worden voedingsstoffen naar jonge bomen gestuurd of worden bomen gewaarschuwd voor een aanval van luizen.

Vroeger kwamen wolven in heel Europa voor. Mensen hadden toen veel ontzag voor wolven en voor hun manier van jagen. Wolven werden zelfs tot honden gemaakt, zodat ze konden helpen tijdens de jacht of als waakhond. Bij het tam maken, veranderden de wolven. Zo ontstonden er hondenrassen. In dit fragment lees je hoe dat juist in zijn werk ging.
Toen de mensen vee gingen houden, begonnen ze de wolven echter als vijanden te zien. Uiteindelijk begonnen ze steeds meer op wolven te jagen. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw verdween de wolf geleidelijk uit Nederland en België.